Onlangs is de 'ministeriële commissie Economie en Natuurherstel' ingesteld met de opdracht Nederland 'van het stikstofslot' te halen. De premier wordt hierin ondersteund door liefst twee staatssecretarissen en negen ministers. Misschien dat we een handje kunnen helpen?
Eerder hebben we vastgesteld dat de landbouw in economische zin een tamelijk kleine sector is (goed voor slechts 1,4 procent van het nationaal inkomen) en toch rijkelijk bedeeld wordt met Europese subsidie en Nederlandse fiscale voordelen. De landbouwproductie gaat gepaard met aanzienlijke uitstoot van schadelijke stoffen, waaronder stikstof en CO2.
Oplossingen? We keken al naar het belasten van de uitstoot of het gebruik van schadelijke stoffen (zoals spuitmiddelen). We keken eerder ook naar het door de overheid beïnvloeden van de verkoop in supermarkten. Vandaag: waarom helpt de overheid boeren wel (ruimhartig) met stoppen, maar niet (ruimhartig) met omschakelen?
Sinds het begin van de stikstofcrisis gaat het over het uitkopen van boeren, liefst 'piekbelasters', desnoods met 'woest aantrekkelijke uitkoopregelingen' (dixit minister Van der Wal in het vorige kabinet). Deze regelingen bestaan inmiddels en boeren maken er ook gebruik van. Dat levert wel wat winst op. Maar waarom helpt de overheid boeren nauwelijks bij het omschakelen naar een andere manier van produceren?
Laat me het kortheidshalve 'biologisch' noemen, maar waar het, algemener gesteld, om gaat, is dat boeren op een andere manier gaan produceren. Extensiever. Minder spuiten. Minder kunstmest. Minder geïmporteerd krachtvoer. Meer kruidenrijk grasland. Minder mest. Meer hagen. Noem het 'natuurinclusief' of 'regeneratief'. Ik houd het nu even op 'biologisch', wat een Europees erkend en beschermd begrip is, én gecontroleerd wordt door een toezichthouder, Skal geheten.
Omschakelen van reguliere naar biologische landbouw is voor een boer gedoe, en kost tijd en kost geld. Afhankelijk van de activiteit kost het een boer een-twee-drie jaar voor hij zijn producten als biologisch naar de markt kan brengen, en dus de hierbij horende hogere prijs ontvangt. Van de dik vijftigduizend boerenbedrijven in Nederland zijn er dan ook nog maar zo'n 2200 biologisch (aldus belangenorganisatie Bionext). Het aandeel biologisch geproduceerde landbouwproducten blijft in Nederland steken ver onder de 5 procent.
En dat hoeft niet. Koploper in Europa is Oostenrijk met een biologisch productieaandeel van meer dan 25 procent. Ook Estland (23 procent) en Zweden (20 procent) scoren hoog. In tien EU-landen ligt het biologisch areaal boven de 10 procent. In Nederland in echt een wereld te winnen. En zolang Nederlandse consumenten onvoldoende biologisch willen kopen is er voor de afzet een grote Europese markt.
De overheid helpt nu maar mondjesmaat. Boeren kunnen best goedkoop geld lenen. Er is ook een borgstellingsregeling voor als er bij de onderneming onderpand ontbreekt. Dat kan echt ruimhartiger. De overheid is bereid miljarden bij te dragen aan de omvorming van bijvoorbeeld Tata Steel in IJmuiden; hierbij gaat het dan om het verminderen van de CO2-uitstoot. Met een fractie van het budget kunnen duizenden boeren geholpen worden om te schakelen naar biologische landbouw, wat niet alleen CO2-uitstoot scheelt, maar ook stikstof-uitstoot, bijdraagt aan biodiversiteit en de waterkwaliteit verhoogt.
Op het besluitenlijstje van de ministeriële commissie hoort dus te staan: omschakelsubsidie biologische landbouw.
Auteur: Frank Kalshoven – deze column verscheen eerder in de Volkskrant