Uit verschillende hoeken klinken stellige geluiden dat het halen van de klimaatdoelen van Parijs lastig wordt. ABN AMRO wijst in analyses onder meer op de recentste analyse van het Planbureau voor de Leefomgeving. De bank signaleert vijf klimaatuitdagingen voor vijf sectoren. Eén van die sectoren is de landbouw, waar de bank de nadruk legt op de glastuinbouw en veehouderij.
Voor de landbouw is het, anders dan voor bijvoorbeeld de industrie waar het om fossielvrij produceren gaat, volgens de bank complexer om één uitdaging te benoemen, maar CO2-arme innovatie en duurzamere landbouwproductie met behoud van verdienmodel staan hoog op de agenda.
De bank vindt het lastig één uitdaging te noemen, omdat de bedrijfsactiviteiten in de landbouwsector veel sterker uiteenlopen dan in de andere klimaatsectoren. Bovenal staat het verminderen van broeikasgasemissies door koolstofarme innovaties en duurzamere landbouwproductie met behoud van verdienmodel hoog op de agenda. De emissies in de agrarische sector worden hoofdzakelijk veroorzaakt door energiegebruik (gas in glastuinbouw), door de veestapel, de mestvoorraad en het veranderend landgebruik. Aan de hand van efficiëntiemaatregelen, duurzame brandstoffen, inzet van hernieuwbare energie, groen gas uit mestvergisting, innovatie in voeradditieven en rationalisering van de veestapel zou duurzamere landbouwproductie meer vorm kunnen krijgen.
Nadruk op glastuinbouw en veehouderij
De agrarische sector is verantwoordelijk voor 24,9 Mt CO2-e in 2023 en dit staat gelijk aan 18% van de jaarlijkse uitstoot van broeikasgassen in Nederland. Tot aan 2030 moet de sector in de tussengelegen jaren 6,8 Mt CO2-equivalenten reduceren, ofwel bijna 27%. In de post-Parijs periode (2017-nu) is de uitstoot van broeikasgassen in de totale sector met gemiddeld 1% per jaar afgenomen. Projecteren we dit tempo op de periode 2025 tot en met 2030, dan wordt duidelijk dat het 2030-doel in theorie met een verschil van 23% niet wordt bereikt. Het PBL gaat in haar berekeningen in het basispad ervan uit dat 22 Mt CO2-e haalbaar is. De afname van de broeikasgasemissies tot aan 2030 zal vooral plaatsvinden door minder emissies door de veehouderij en akkerbouw, in combinatie met minder energieverbruik in de glastuinbouw. Dit komt neer op een gat van 21% ten opzichte van het 2030-klimaatdoel.
De nadruk in de energietranstie zal vooral liggen op de glastuinbouw (CO2 uit gas) en de veehouderij (methaan door veestapel). In bovenstaande rechter figuur staat onder andere de relatie weergegeven tussen de CO2-uitstoot en het geleverde gas aan de sector. Dit geleverde gas is hoofdzakelijk bestemd voor de glastuinbouw voor WKK-installaties. Van het totale geleverde gas wordt gemiddeld circa 75% gebruikt voor het opwekken van elektriciteit en warmte met een WKK-installatie. De overige 25% is direct gebruik, bijvoorbeeld in ketels in kassen.
Het gasverbruik is sinds 2010 met bijna 40% afgenomen en nam de uitstoot van CO2 in haar kielzog mee. Met name de energiecrisis in 2021 heeft voor een schok in het gasverbruik gezorgd. Momenteel is de sector koploper op het gebied de inzet van technieken voor duurzame energieproductie zoals zonnepanelen, geothermie, biomassacentrales, windmolens, restwarmtebenutting en mestvergisters op grotere schaal. In 2023 is het aandeel nog slecht 9% in het finaal energieverbruik, maar de transformatie naar meer hernieuwbaar zet zich door. Dit helpt om het aandeel kooldioxide verder te verlagen.
Methaan
Om de emissies van methaan – met een aandeel van 57% in de totale BKG-emissies – te adresseren lopen er discussies over het fors terugdringen van de veestapel in Nederland. Nederland heeft zich gecommitteerd aan de Global Methane Pledge, waarbij is afgesproken om de uitstoot van methaan terug te dringen met 30% in 2030 ten opzichte van 2020. Dit doel heeft onder andere ook zijn neerslag op de agrarische sector.
In de bovenstaande rechter figuur staat de relatie tussen methaanuitstoot en de veestapel (alleen runderen) in Nederland weergegeven. Het parallel tussen de twee is groot. Daarmee zal een afname van de veestapel een bijna evenredige krimp van de tot gevolg hebben in de uitstoot van methaan. In het traject naar het klimaatdoel 2030 lijkt daarmee een fysieke krimp van de veestapel bijna onvermijdelijk, maar tegelijkertijd kunnen ook innovatieve voeradditieven helpen. Zo zijn er verschillende innovatieve voeradditieven in omloop, die de potentie hebben om structureel de uitstoot van methaan te verminderen. Maar het blijkt nog moeilijk om te bepalen wat de voor- en nadelen ervan zijn en welke klimaatresultaten het in de praktijk echt oplevert.
Gat van 5%
Na een analyse van de klimaatuitdagingen voor de andere sectoren komt de bank tot de conclusie dat het 2030-klimaatdoel voor Nederland uitkomt op een niveau van 103 Mt CO2-e. Op basis van de post-Parijs trend in broeikasgasemissiereductie kunnen we afstevenen op een niveau van 108 Mt CO2-e in 2030. Daarmee ontstaat uiteindelijk in 2030 een gat van zo'n 5%. Volgens het PBL dalen de broeikasgasemissies in Nederland – op basis van vastgesteld en voorgenomen beleid – naar een niveau van 110-127 Mt CO2-e in 2030 in het basispad. De bandbreedte is groot, maar gemiddeld haalt Nederland haar 2030-klimaatdoel niet, met een gat van zo'n 12%. Dit betekent een vertraging in het gemiddelde post-Parijs emissiereductietrend.
Op basis van de gemiddelde post-Parijs emissiereductietrend (2017-2023) zouden de klimaatsectoren 'gebouwde omgeving' en 'elektriciteit' in staat kunnen zijn om het gestelde 2030-klimaatdoel te halen. Resultaten uit het verleden bieden echter geen garantie voor de toekomst. Daarbij komt dat Nederland in de post-Parijsperiode twee hevige schokken in het systeem heeft meegemaakt (pandemie en energiecrisis), die de trendcijfers vertroebelen.
Elektriciteit vergroenen
De berekeningen van het PBL op basis van bekend beleid voor de klimaatsectoren laat zien dat geen enkele klimaatsector uiteindelijk haar gestelde 2030-klimaatdoel gaat halen. Daarvoor schieten de klimaatmaatregelen ruimschoots tekort. De koolstofintensiteit van veel bedrijven in sectoren is sterk afhankelijk van de koolstofvoetafdruk van de elektriciteitsproductie. Dan is automatisch het vergroenen van de energiemix de sleutel tot het vergroenen van bedrijven in andere sectoren en verdient het daarmee de grootste prioriteit.
Het aanpakken van de grootste uitdaging per klimaatsector kan in veel gevallen goed van start gaan zodra de grootste obstakels in de energiesector zijn weggewerkt.
Bovendien is elektrificatie een veelgebruikte strategie van veel bedrijven om koolstofarmer te worden, waarbij het de bedoeling is om de fossiele energie te vervangen. Het is niet het wondermiddel, maar elektrificatie kan aanzienlijk bijdragen aan de verdere vergroening van de economie. Ook vanuit dit oogpunt is een groene energiemix voor elektriciteitsproductie een belangrijke voorwaarde.
Bron: ABN AMRO