Droge of natte periodes die maar blijven aanhouden. Het zal in de toekomst steeds vaker voorkomen, en daar zullen de vele graslanden de dupe van zijn. Tot die conclusie komt dr. Simon Reynaert, bioloog aan de Universiteit Antwerpen. Tijdens zijn promotieonderzoek bestudeerde Reynaert 'gematigde graslanden'. Zowel in Vlaanderen als in de rest van de wereld beslaat dat soort vegetatie ruwweg een derde van alle landbouwgronden.
Reynaert plaatste proefopstellingen met verschillende grassoorten in de openlucht. Zo kon hij in een miniatuurversie van het ecosysteem de gevolgen van de klimaatverandering waarnemen. De onderzoeker zag hoe het bodemwaterpeil enorm fluctueerde. Daarnaast stelde hij vast dat de aanwezige voedingstoffen in de grond een groter risico lopen om weggespoeld te worden. Ook de biodiversiteit van de graslanden komt onder druk te staan.
Wanneer uitzonderlijk droge en regenachtige periodes van meer dan 20 dagen elkaar afwisselden, nam het aantal inheemse plantensoorten met tot wel 75% af. In de simulaties van Reynaert bleek dat vooral kruiden lijden onder de klimaatverandering. Maar ook in hooisoorten waren effecten zichtbaar. In bemeste ecosystemen zou de hooiproductie met 14% kunnen afnemen. Verder stelde Reynaart vast hoe de bodems minder goed water konden opnemen. Al na twee jaar was er een beduidend negatief effect op het waterbergend vermogen.
Reynaart bepleit de inzet op plantensoorten die weerbaarder zijn. Droogteresistente soorten – zoals rietzwenkgras, kropaar of Festulolium – lijden minder onder het standvastig weer dan bijvoorbeeld Engels raaigras. Hoewel zulke soorten historisch gezien iets minder verteerbaar waren, zijn die verschillen na jaren aan kweekprogramma's bijna verdwenen. Ze wortelen ook dieper, wat goed is voor de koolstofopslag en slagen er beter in om de bodem en het microklimaat in hun omgeving af te koelen.
Tevens wijst de Belgische onderzoeker op het belang van de bodemsamenstelling in de graslanden. Een perceel verrijken met organische koolstof heeft een positief effect op de beschikbaarheid van water, de aanwezigheid van voedingstoffen en de voederkwaliteit. De hoeveelheid gras die er groeit, hangt met name af van de specifieke textuur en voorgeschiedenis van de bodem.
Bron: Universiteit van Antwerpen