Wageningen Economic Research doet onderzoek naar voedingsinterventies in 'gesloten settings'. Restaurants, kantines en andere locaties buitenshuis kunnen bijdragen aan gezondere en duurzamere voedingskeuzes. Bijvoorbeeld door meer groenten en minder vlees op het menu te zetten.
Wat kun je als bedrijf doen in deze zogenaamde 'gesloten settings'? En hoe zorg je dat een interventie echt effect heeft in de praktijk? Onderzoekers van het project Implementatie van voedingsinterventies in intramurale zorginstellingen en horeca keken naar bestaande onderzoeken en willen gaan experimenteren in praktijkproeven.
Van een 'gesloten setting' is sprake als een consument eten en drinken niet volledig zelf kan kiezen. De instelling of locatie maakt die keuze al voor je of bepaalt die keuze. "Op menu's van cateraars en ziekenhuisrestaurants staan altijd een beperkt aantal opties", licht projectleider Marieke Meeusen toe. Met zo'n beperkte keuze, hoe kun je mensen in deze gesloten settings toch duurzamer en gezonder laten eten, dat is onze belangrijkste onderzoeksvraag."
Werkt ingreep bij consument en werknemer?
In internationale literatuur keek een groep onderzoekers naar verschillende gesloten settings. Dit gebeurde vanuit twee invalshoeken. "Om te beginnen willen we weten welke maatregelen werken bij de consument en welke niet", vertelt senior onderzoeker Machiel Reinders. "Vervolgens is de vraag of een interventie of ingreep ook werkt voor de werknemers, de mensen die het voedsel bereiden en uitserveren. Een interventie kan goed zijn, maar kunnen stuk lopen op praktische belemmeringen bij deze werknemer. Iets is te moeilijk of te duur of het past niet in de planning."
Andere portiegrootte of positionering
Het rapport richt zich op drie soorten settings: horeca, werkomgeving en gezondheidszorg, en verschillende typen interventies. Ten eerste kun je voorlichting geven over gezonde voeding aan de consument. Reinders: "Dit is vrijblijvend. Je verandert niets, maar hoopt dat de klant met informatie anders gaat handelen."
Daarnaast kun je de keuze-omgeving van de consument aanpassen. Denk aan andere portiegroottes of andere positionering van producten op het schap of in de winkel. Deze omgevingsinterventies zijn iets ingrijpender.
"Je kunt ook nog verder gaan en bepaalde (ongezonde) producten verbieden", zegt Reinders. "Bijvoorbeeld geen snoep meer verkopen. Daar hebben we in de onderzoeken geen voorbeelden van gevonden. Mogelijk omdat dit type interventies praktisch erg moeilijk uitvoerbaar zijn."
Fruit bij de kassa
Omgevingsinterventies blijken het meest effectief. Met nudging (positief beïnvloeden) kun je mensen een 'duwtje' in de gewenste richting geven. Reinders: "Je laat de keuzevrijheid bij de consument, maar door bijvoorbeeld fruit bij de kassa te leggen, maak je de gezonde keuze de gemakkelijke keuze."
Prijswijzigingen zijn ook effectief. Je kunt bepaalde producten duurder of goedkoper maken om consumentenkeuzes te beïnvloeden. Maar prijsprikkels werken maar kortstondig, weet Reinders. "Bovendien zijn ze vaak niet aantrekkelijk voor aanbieders, want economisch niet altijd haalbaar."
Gebrek aan tijd of capaciteit
De rol van de medewerkers in de kantines en restaurants is ook belangrijk. In het literatuuronderzoek is daarom gekeken naar zogenaamde barrières en supports. Wat hindert medewerkers en wat helpt ze? "Barrières zijn bijvoorbeeld gebrek aan tijd, capaciteit en ondersteuning en communicatie vanuit het management", vertelt Reinders. "Medewerkers weten niet altijd wat hun rol is of waar een interventie voor dient. Het is dan vooral iets wat erbij komt." Meeusen vult aan: "Medewerkers krijgen bijvoorbeeld een vaste tijd voor het maken van een broodje en een blaadje sla erbij kost meer tijd. Als alles tot op de minuut is ingepland, komen zij in tijdnood."
Niet top-down opleggen
Een belangrijke supportfactor is dat medewerkers het gevoel hebben dat de interventie ertoe doet, dat wat ze veranderen bijdraagt aan de gezondheid of tevredenheid van consumenten. Meeusen: “Veel cateringmedewerkers hebben weinig opleiding of een beperkte werkervaring. Je ziet dan bijvoorbeeld dat iemand denkt dat het hij het nooit goed heeft gedaan. Zoiets vraagt uitleg en aandacht. Voor draagvlak moet je zo'n interventie uitgebreid uitleggen en niet top-down opleggen."
Bij alle interventies moet je daarom kijken wat past. Meeusen: "Als je met een top-10 aan effectieve interventies aankomt bij een bedrijf, kunnen medewerkers aangeven dat nummer 1 tot en met 3 absoluut niet gaan werken. Nummer 7 kan wel passend zijn. Daar is duidelijk draagvlak voor. Als dat draagvlak er niet is, lukt het niet." Onderzoek naar de beste interventies gebeurt daarom altijd in co-creatie, met overleg en interviews."
Voor meer informatie: Marieke Meeusen-van Onna
Bron: WUR