Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Hoe een Britse onderzoeker in de jaren '30 de basis legde voor de biologische teeltbeweging

Iets meer dan 85 jaar geleden, op 15 januari 1934, werd het gebied dat zich strekt over Oost-Nepal en het noorden van Bihar getroffen door een aardbeving met een 8 op de schaal van Richter. Meer dan 10.000 mensen overleefden het natuurgeweld niet en de stad Patna werd grotendeels verwoest. Ook het Imperial Institute of Agricultural Research dat in 1911 was opgericht in Pusa, ongeveer 100 km verderop, werd volledig vernield. 

De Britten besloten het instituut in Pusa niet opnieuw op te bouwen. In plaats daarvan werd er dicht bij de hoofdstad New Delhi een instituut gebouwd op de Pusa campus. Dit is nu het Indian Agricultural Research Institute (IARI), onderdeel van de Indian Council of Agricultural Research (ICAR), wiens vele organisaties alles onderzoeken van agrobosbouw (Jhansi) tot wilde yakken (West Kameng, Arunachal Pradesh). 

In dit grote netwerk lijkt een regionaal onderzoeksstation van IARI in Indore misschien niet zo heel belangrijk.

Volgens de website van ICAR werd dit onderzoeksstation in 1951 opgezet, na een epidemie van bruine roest in tarwe in centraal India en het specialiseert zich nu in durum, de harde tarwesoort die wordt gebruikt voor semolina (sooji) en pasta. Maar een andere bron linkt het aan zowel het originele instituut in Pusa, en aan een persoon van aanzienlijk, doch ietwat controversieel, belang in de teeltsector.

Volgens ICAR werd het onderzoeksstation in de stad Idore opgezet waar eerder het Institute for Plant Industry (IPI) had gestaan. 

De IPI werd in de jaren 20 opgericht door de Maharaja van Indore, waarschijnlijk om katoen te bestuderen. Maar het lijkt ook een manier te zijn geweest om een onderzoekspositie aan Albert Howard aan te bieden, een Britse agrarisch wetenschapper die in 1905 voor het eerst naar India kwam om als economisch botanicus aan Pusa te werken.

Het was Howard's werk om de Indiase landbouw te ontwikkelen door middel van moderne gewassen en technologie. 

De meeste Britten vonden dat Indiase boeren onderwijs moesten krijgen om zich verder te kunnen ontwikkelen (en de Britse interesses in het subcontinent verder te ontwikkelen). Maar Howard had een andere mening. Hij was de zoon van een boer, trots op zijn praktische kennis van de landbouw, en hij was zeer bereid om andere standpunten te overwegen.

Deze ruimdenkendheid heeft ertoe geleid dat Howard merkte dat de gewassen op de velden van telers buiten het instituut vaak gezonder leken dan zijn eigen gewassen, hoewel de telers niet de nieuwste technieken gebruikten, zoals chemische bemesting.

Hij begon hun traditionele methodes te bestuderen, waarbij dieren naast de gewassen werden gehouden en hun mest en plantenafval de enige bemesting vormden. Howard was een expert op het gebied van  schimmels en hij realiseerde zich dat met traditionele methodes schimmels en microben in de grond gevoed werden, wat tot een betere bodemgezondheid zorgde dan wanneer er kunstmatige middelen werden gebruikt.

De theorieën van Howard legden de basis voor de biologische teeltbeweging, maar ze bleken te radicaal te zijn voor zijn collega's in de die tijd. Toch gaf Indore hem de kans om zijn onderzoek voort te zetten zonder India te verlaten.

Howard ontwikkelde wat hij het 'Indore proces' noemde, een methode die het afval van planten en dieren combineerde om een snelle decompositie te bevorderen in een vorm die in de teelt gebruikt kon worden - een wetenschappelijk systeem voor de bemesting.

Maar steunt de ICAR tegenwoordig de biologische teelt nog wel echt? Wereldwijd staat het agrarische onderzoeksinstituut redelijk vijandig tegenover de biologische teelt. Zo meldt een recente studie uit Zweden dat overstappen op de biologische teelt hogere kosten voor het milieu oplevert, omdat door de lagere productiviteit meer land gecultiveerd moet worden.

Met zowel de geschiedenis van Howards ontdekkingen en de steun van de huidige regering, zou India ervoor kunnen zorgen dat agrarisch onderzoek het gat tussen biologische en de regulier agrarisch onderzoek kan doorbreken. Wellicht zou ook nu ICAR het voortouw kunnen nemen met het instituut dat zich wijdt aan onderzoek naar de biologische landbouw, wellicht zelfs op de locatie in Indore die nu naar Albert Howard is vernoemd.

Bron: The Economic Times (Vikram Doctor)

Publicatiedatum: