Aardbeien en tomaten zijn wereldwijd twee van de meest geconsumeerde groenten- en fruitsoorten. Veel mensen zijn er allergisch voor, vooral als ze gediagnosticeerd zijn met berkenpollenallergie. Een team van de technische universiteit van München heeft onderzocht welke rassen minder allergenen bevatten en in welke mate teelt en verwerking een rol spelen.
De afgelopen decennia is de frequentie van het aantal voedingsallergieën toegenomen. Drie tot vier procent van de volwassenen heeft er last van en vijf procent van de kinderen. Tomaten en aardbeien kunnen allergische reacties geven doordat ze verschillende allergene proteïnen bevatten. In het bijzonder vallen eiwitten op die lijken op berkenpollen allergenen. Ongeveer 1,5% van de Noord-Europese bevolking en 16% van de Italianen heeft te maken met tomatenallergie. En 30% van de mensen die allergisch voor berkenpollen zijn reageren ook allergisch op aardbeien.
De symptomen van allergieën voor aardbeien en tomaten kunnen de huid beïnvloeden, de slijmvliezen irriteren en zorgen voor een loopneus. Eveneens kan buikpijn optreden. Mensen zijn meestal allergisch voor verse producten, maar tolereren vaak wel bewerkte producten.
Het doel van de twee recent gepubliceerde studies, onder de leiding van Prof. Dr. Wilfried Schwab, was om een belangrijke allergene proteïne in verschillende aardbei- en tomatenrassen te kwantificeren. Om een breed scala te onderzoeken, werden verschillende rassen geselecteerd die allemaal anders van formaat, vorm en kleur waren.
Daarnaast werd de invloed van biologische en conventionele teelt onderzocht, alsmede verschillende verwerkingsmethodes die varieerden van zonne-droging en ovendroging tot vriesdroging van het fruit. Aangenomen werd dat de concentratie van de allergene proteïne varieerde met de kleur van het rijpe fruit, de groeistaat en de verwerkingsmethode.
Het specifieke ras maakt alle verschil
Er werden 23 tomatenrassen van verschillende kleur en 20 aardbeienrassen van verschillende grootte en vorm onderzocht om de genetische factor voor het voorkomen van allergene proteïnen in het fruit te analyseren.
De concentratie allergenen in beide types fruit varieerden noemenswaardig tussen de rassen. Vervolgens kon de hittebestendigheid van de proteïnen worden bevestigd: wanneer het fruit tijdens het drogingsproces aan hitte werd blootgesteld, dan werd het allergisch potentieel lager. De invloed van de teeltwijze (conventioneel of biologisch) was nihil.
Bijgevolg kunnen de proteïnen die tijdens deze studies onderzocht werden (Sola l 4.02 in tomaten en Fra a 1 proteïne in aardbeien) in de toekomst als markers voor de teelt van hypoallergene tomaten- en aardbeienrassen dienen.