Een heldere visie op het evenwicht tussen dier, gewas en grond, de kringloop op bedrijfsniveau en de samenhang met de omgeving staan centraal in de definitie grondgebondenheid. Het aantal hectares en het aantal staarten tellen oftewel de balans tussen mestplaatsingsruimte en ruwvoerwinning op bedrijfsniveau. Dat is een daadwerkelijk grondgebonden melkveebedrijf.
Met de definitie, die nauw aansluit op de huidige in de wet, wil Netwerk GRONDig voorkomen dat allerlei constructies worden bedacht onder de noemer grondgebondenheid.
Grondgebondenheid heeft alles te maken met de beschikbare grond van een melkveebedrijf. De naam zegt het al. Het levert bovendien een bijdrage aan behoud van het landschap, biodiversiteit en weidevogelbeheer. Wij willen fraude met kunstgrepen op papier met aan –en afvoer van mineralen voorkomen. Dit mag geen grondgebondenheid heten. Ook het focussen op een deelaspect van de kringloop is geen grondgebondenheid. Het is mestplaatsing én ruwvoerwinning. Die moet in balans zijn, niet de focus op één van die twee.
Kringloopcontract
Nieuw is de term 'Kringloopcontract' dat is ingebracht in de definitie. GRONDig bedacht deze term om een volwassen en fraude ongevoelige variant op de eerdere voer mestcontracten te bieden. Voor melkveehouders, die binnen een straal van 20 kilometer van hun bedrijf mest kunnen plaatsen en van dat zelfde land het voedergewas benutten, is dit kringloopcontract bedoeld. Dit beschouwen wij als grondgebonden. Of veehouders die dankzij dit kringloopcontract een kavel bij 't bedrijf kunnen gebruiken/huren voor weidegang. Die kavel telt mee voor grondgebondenheid. Belangrijk is wel medewerking van het ministerie. Binnen het GDI systeem (Gecombineerde Data Inwinning) moet het nog mogelijk worden gemaakt om deze ‘gebruikersgrond’ als kringloopcontract aan te geven bij de jaarlijkse opgave.Twee sporen
Netwerk GRONDig neemt met haar definitie afstand om bedrijfstypen met te weinig daadwerkelijke grond, grondgebonden te noemen. Er zal een deel van de melkveehouderij intensief blijven omdat de ondernemer daarvoor kiest of door de lokale omstandigheden. Voor deze bedrijven zal dan een strenger regime gaan gelden op gebied van onder meer milieuwet en mestregelgeving zodat er een prikkel blijft om grondgebonden te worden. Een twee sporenbeleid doet recht aan de twee bedrijfstypen binnen de gangbare landbouw: intensief en extensief.Netwerk GRONDig heeft als belangenorganisatie voor de grondgebonden melkveehouderij een verantwoordelijkheid om bij te dragen aan beter en afgestemd beleid voor de grondgebonden en biologische melkveehouderij in ons land. Een robuuste en toekomstbestendige definitie van Grondgebondenheid is essentieel om allerlei interpretaties over het begrip Grondgebondenheid te voorkomen.
Het netwerk richtte in oktober 2017 Comité GRAS op om een definitie te bestendigen.
Een heldere visie op het evenwicht tussen dier, gewas en grond (kringloop op bedrijfsniveau) en de samenhang met de omgeving was het uitgangspunt voor Comité GRAS. Daarnaast is de doorkijk naar de toekomst besproken. Het comité bestaat uit vertegenwoordigers van de melkveesector, milieu –en natuurorganisaties, dierenwelzijns- en overige organisaties.
- Criteria van een robuuste definitie Grondgebondenheid zijn: de definitie moet kort en krachtig, uitvoerbaar, fraudebestendig en transparant zijn en géén ongewenste bijeffecten veroorzaken. De definitie moet inpasbaar zijn in de wet- en regelgeving en bij voorkeur zoveel mogelijk steunen op al bestaande wet- en regelgeving.
- Doorkijk naar nabije toekomst is dat de definitie dé norm is op bedrijfsniveau. Dé weg om de melkveehouderij als geheel te kunnen verduurzamen.
Comité GRAS is overeengekomen dat:
1. Definitie grondgebondenheid
Grondgebondenheid in de melkveehouderij is te definiëren en te duiden als de relatie tussen de fosfaatproductie en de plaatsingsruimte van fosfaat op het individuele bedrijf. Bij een fosfaatproductie gelijk of kleiner dan de plaatsingsruimte van fosfaat is er sprake van grondgebondenheid. Gebaseerd op forfaitaire fosfaatexcretie van de runderen (Meststoffenwet, tabel 6) en de fosfaatgebruiksnormen (plaatsingsruimte) per hectare grond.
Met grond van het individuele melkveebedrijf wordt concreet bedoeld: alle gronden behorende bij het individuele melkveebedrijf binnen een straal van twintig kilometer in eigendom of pacht, die ook als zodanig staan geregistreerd in de Gecombineerde Data Inwinning (GDI). Ook zou gebruikersgrond binnen een straal van twintig (20) kilometer - metende vanaf de bedrijfsgebouwen van het individuele melkveebedrijf - bij het bedrijfsareaal gerekend kunnen worden als grondgebondenheid, mits daarvoor een voedergewas-mestcontract (kringloop-contract) is overeengekomen en dit als zodanig in de GDI vermeld kan (gaan) worden. Eigendoms –en/of pachtgronden op grotere afstand dan twintig kilometer van het bedrijf tellen niet mee voor de grondgebondenheid (voorkomen van ongewenste mesttransporten over afstanden en slechte controleerbaarheid voer-mest kringloop)
Achterliggende motivatie van de definitie:
De grondgebonden melkveehouderij kenmerkt zich als kringloopbedrijf door de balans tussen de hectares grond onder het bedrijf en het aantal koeien. Voldoende grond onder het bedrijf is de basis voor milieuverantwoorde melkproductie. Het is een duurzame en maatschappelijk gewenste bedrijfsvoering, waarbij dier, mest, bodem en gewas een kringloop vormen. Weidegang, weidevogel- en bodembeheer, behoud van familiebedrijven en een leefbaar platteland zijn daaraan verbonden. Deze melkveehouders produceren in samenhang met hun leefomgeving en veroorzaken geen mestoverschot of milieuproblemen.
Samenvattend:
- minder risico belasting van milieu en klimaat
- minder logistiek en ‘industrialisering’
- meer ruimte en mogelijkheden voor weidegang
- meer kansen voor biodiversiteit, natuur-inclusieve landbouw en behoud landschap
- basis voor maatschappelijk gewaardeerde vorm van landbouw
2. Doorkijk naar nabije toekomst is dat de definitie de norm is op bedrijfsniveau. Dé weg om de melkveehouderij als geheel te kunnen verduurzamen
Grondgebonden melkveehouderij, dé stip aan de horizon! De definitie van grondgebondenheid zoals geformuleerd, is leidend. Vanaf 2020 is een bedrijf wel of niet grondgebonden: heel duidelijk. Er is dan geen ruimte meer voor percentages, die net niet of helemaal niet grondgebonden zijn binnen de definitie. Allerlei marges of constructies vallen niet onder het begrip grondgebondenheid.
Overheid en bedrijven hebben twee jaar de gelegenheid om zich voor te bereiden op de nieuwe situatie dat er grondgebonden en niet-grondgebonden melkveebedrijven zijn: twee sporen. Twee jaar is nodig om bepaalde wet- en regelgeving te kunnen aanpassen (bijvoorbeeld kringloop-contracten regelen in GDI). Aanscherpen en verankeren van deze definitie grondgebondenheid in de wet zorgt dat ook na 2020 het voor niet-grondgebonden bedrijven een enorme prikkel is om grondgebonden te worden.
Grondgebonden melkveehouderij als dé stip op de horizon.
prof.dr.ir Jan Douwe van der Ploeg, voorzitter Comité GRAS
Aldus ondertekenen de volgende comitéleden van GRAS (namens hun organisatie):
prof.dr.ir Jan Douwe van der Ploeg, voorzitter Comité GRAS
Baukje Jacobi, melkveehoudster in Noord Nederland
Gerard Stam, melkveehouder in West Nederland
Jacob van Emst, melkveehouder in Oost Nederland
Peter van Roessel, melkveehouder in Zuid Nederland
Sybrand Bouma, biologisch melkveehouder
René Cruijsen, voorzitter coöperatie EKO Holland
Sijas Akkerman, directeur Milieu & Natuur federatie Noord Holland
Hans van der Werf, directeur Milieu & Natuur federatie Friesland
Bart van Opzeeland, teammanager Milieudefensie
Cees Witkamp, Vogelbescherming
Foppe Nijboer, voorzitter Netwerk GRONDig
Theunis Jacob Slob, voorzitter De Natuurweide
Andere steunbetuigingen voor de definitie Grondgebondenheid:
Volkert Vintges, Gelderse Milieufederatie
Bert van den Berg, Dierenbescherming
Berend Pastoor, directeur Federatie Particulier Grondbezit
Piet van IJzerdoorn, voorzitter vereniging van biologisch dynamische landbouw
Nico Minnema, SuccessieNatuurzaken
Voor meer informatie: www.netwerkgrondig.nl