Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Herkomst pootgoed en voorkiemen aardappel bepalen opbrengst en owg

Binnen BioImpuls zijn dit jaar meerdere demovelden aangelegd. Gedurende het seizoen is het gewas gevolgd en in juli de opbrengsten bepaald. Omdat de demovelden niet in herhalingen zijn aangelegd, zijn harde conclusies niet te trekken. Wel wat bevindingen aan de hand van de gewasontwikkeling en na opbrengstbepalingen. Tussen de herkomsten van het pootgoed zijn soms grote opbrengstverschillen gemeten. Ook het onderwatergewicht (owg) kan per partij variƫren. Een vroege kieming & gewasontwikkeling geeft doorgaans hogere opbrengsten en een beter owg bij (vroege) oogst.

De demovelden zijn aangelegd in Oudemolen, Kraggenburg en Lelystad. Bij de eerste opbrengstmeting rond 1 juli op het proefveld in Lelystad waren de opbrengst en owg verschillen nog groot tussen de herkomsten en verschillende voorbehandelingen. Deze verschillen bleken bij de eindoogst enkele weken later genivelleerd. Voor al bij vroege aardappeloogst is er dus winst te behalen in opbrengst en kwaliteit na een de goede voorbehandeling en - kieming.

In Kraggenburg is vooral gekeken naar de herkomst van het pootgoed. Dit met de rassen: Agria, Ditta en Triplo. Bij Agria zijn grote opbrengst verschillen gevonden tussen de partijen pootgoed. Dit werd voornamelijk bepaald door het tal dat per partij verschilde. Twee van de vier herkomsten waren met Talent behandeld, wat mogelijk een effect heeft gehad op het lagere tal. Het onderwatergewicht verschilde nauwelijks tussen de herkomsten binnen een ras. Voorkiemen van het pootgoed heeft ook hier grote invloed op de opbrengst. Goed voorgekiemd pootgoed bracht meer op dan pootgoed dat direct uit de koeling kwam.

Op het demo veld in Oudemolen zijn verschillende bemestingsniveaus aangelegd en veertien verschillende rassen gepoot. Half augustus is het veld geoogst, de rassen zijn vergeleken ten aanzien van loofgroei en kwaliteit, aantasting P. infestans, opbrengst, sortering en tarra. Bij de eindoogst waren de verschillen tussen de rassen aanzienlijk. Met name een aantal rassen bestemd voor de Duitse markt (vastkokend &, geelvlezig) zijn kwetsbaar en lastig biologisch te telen. De gevonden opbrengstverschillen zorgen voor grote verschillen in saldo per hectare.

In de vergelijking van N-niveaus zijn drie varianten aangelegd: onbemest, 125 en 175 kg N/hectare. De gebruikte meststoffen: Vers gras-klaver mengsel, Varkensdrijfmest, Kippenmest en Vinasse. In alle gevallen gaf 175 kg N/hectare een hogere opbrengst dan onbemest en 125 kg N/hectare. Het onderwatergewicht (OWG) was lager bij de hogere mestgift. De gemiddelde opbrengst was 39 ton per hectare, het gemiddelde OWG 375 gram. De resultaten laten ook zien dat bemesten met 'maaimeststof' (gras-klaver) teelttechnisch perspectief biedt voor de bemesting van aardappelen.

Voor meer informatie: Harm Brinks, DLV plant

Bron: BioKennis
Publicatiedatum: