Reactie Frauke Ohl op rapport 'Kiloknallers op hongerdieet'
'Losse discussie over kiloknaller niet zinvol'
De discussie zoals verwoord in het rapport 'Kiloknallers op hongerdieet' van de Stichting Varkens in Nood, is hiervan een goed voorbeeld. Het rapport stelt dat vleeskippen en fokzeugen, die op dieet worden gezet om overgewicht te voorkomen, structureel hongerlijden en dus ernstig in hun welzijn worden aangetast. De conclusie lijkt logisch: honger = lijden = welzijnsprobleem.
Begin 2010 was er de discussie over te dikke ratten in laboratoria. Die discussie ging erover dat onbeperkt voeden zou leiden tot dieren met overgewicht en dus met welzijnsproblemen. De conclusie lijkt wederom logisch: onbeperkt voer = overgewicht = welzijnsprobleem.
Honger mag dus niet, overgewicht mag ook niet. Wat doen we dan met dieren die te dik worden als zij niet worden beperkt in hun voedselopname?
Het dilemma komt mede voort uit de onduidelijkheid over wat wij mensen onder dierenwelzijn verstaan. Dierenwelzijn is geen wetenschappelijk concept, maar de weerslag van een maatschappelijk waardesysteem waarmee mensen uiting geven aan hun zorg over hoe er met dieren wordt omgegaan. In de discussie over dierenwelzijn spelen dus altijd twee elementen mee: de biologie van het dier en de waarden en normen van de mens. Maar deze twee elementen sluiten niet altijd op elkaar aan.
Een biologisch feit is dat het hebben van honger natuurlijk is. Sterker nog: het is een noodzakelijke reactie op bepaalde prikkels en zorgt ervoor dat dieren foerageer- en voedselopnamegedrag vertonen. Het beperkt voeden van dieren komt op zich dus beter overeen met de ‘natuurlijke’ situatie van het dier dan het onbeperkt voeden. Problemen ontstaan pas als dier noch voedselopname, noch foerageergedrag kan vertonen of wanneer de gezondheid niet meer gewaarborgd is.
De biologische feiten rond dieren worden echter door de bril van menselijke waarden en normen gefilterd. Hierbij valt op te merken dat de maatschappelijke opvattingen (over dierenwelzijn) (…) niet alleen cultuur-, tijd-, plaats- en contextafhankelijk blijken te zijn, maar dat een en dezelfde persoon in verschillende contexten verschillende opvattingen over dieren kan hanteren. Dat heeft de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) zeer recentelijk in de zienswijze ‘Agenda voor het dierbeleid’ aangegeven.
De context van het dier is ook uitermate belangrijk bij de discussie over het voeden van dieren en dierenwelzijn. Het continue voeden van hun huisdier beschouwen veel mensen als bevordering van zijn welzijn, terwijl het onbeperkt voeden van laboratoriumratten als welzijnsaantasting wordt gezien. Het onbeperkt voeden van vleeskuikens lijdt tot zodanig overgewicht dat de dieren ‘nog amper kunnen bewegen (…) en mogelijk wel honger en dorst (lijden) omdat ze niet meer bij het voedsel kunnen komen’ (rapport ‘Kiloknallers of hongerdieet’). Het is dan maar de vraag of honger hier het welzijnsprobleem is.
Maar het eigenlijke probleem is veel principiëler: eigenschappen van dieren, inclusief gedrag, zijn ontwikkeld onder de invloed van zeer complexe omgevingsfactoren. De mens selecteert bepaalde eigenschappen en houdt de dieren vervolgens onder condities die niet sporen met de dierlijke eigenschappen. Dat probleem is ook niet specifiek voor bepaalde sectoren, maar geldt voor alle door de mens gehouden dieren. Het is weinig zinvol om een losse discussie over een hongerdieet bij kiloknallers te voeren als we het onderliggende, fundamentele vraagstuk niet durven te beantwoorden: Wat verstaan wij onder het verantwoord houden van dieren? En wat hebben wij er - ook financieel - voor over om dierenwelzijn te realiseren?
Bron: Universiteit Utrecht, 13-08-10